En toen dronken we thee

1914. Wanneer in België de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, raakt de twintigjarige Andrea gescheiden van haar vader en haar zussen. Aanvankelijk verblijft ze bij familie in de Westhoek, op een boerderij aan de Belgische kant van de frontlijn.

Wanneer het voor burgers te gevaarlijk wordt om in de frontstreek te blijven, vlucht Andrea naar Engeland. Samen met haar nicht Marie woont ze in een huis voor Belgische vluchtelingen in Surbiton bij Londen. Andrea draagt haar steentje bij in het huishouden en doet liefdadigheidswerk. Ze volgt ook lessen dactylo en stenografie en gaat in Londen werken op het kantoor van een Antwerpse exportfirma.

Andrea onderhoudt correspondentie met haar broer Robert en haar neven, die soldaat zijn in het Belgisch leger. Al die tijd verneemt Andrea weinig tot geen nieuws van thuis.

En toen dronken we thee vertelt het verhaal van een jonge vrouw die zich staande houdt in uitzonderlijke omstandigheden. Tijdens de oorlog en ook na haar terugkeer naar België blijft ze bouwen aan een beter bestaan voor zichzelf en haar geliefden.