News

Een Boon voor elke auteur?

Een Boon voor elke auteur?

De negatieve berichtgeving over de cultuursector ten gevolge van de covid-19-pandemie maakte op 14 maart even plaats voor een terechte hoerastemming. Sinds het verdwijnen van de Fintro Literatuurprijs in 2018 beschikte Vlaanderen niet langer over een eigen literatuurprijs, maar daar komt in 2022 verandering in. Op 17 maart van volgend jaar worden de eerste laureaten bekendgemaakt van ‘de Boon voor fictie- en non-fictie’ en ‘de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur’, twee prijzen met internationale uitstraling die elk goed zijn voor 50.000 euro. In het begeleidende filmpje op de website van ‘de Boon’ leggen Jos Geysels, voorzitter van de vzw Vlaamse literatuurprijs, Paul Hermans, Directeur Literatuur Vlaanderen en bevoegd minister van Cultuur Jan Jambon trots uit dat beide prijzen tot stand zijn gekomen via het BoekenOverleg, een platform waarin alle spelers uit het boekenvak een stem hebben.

Groot was dan ook mijn verbazing toen een van onze auteurs nog op de dag van de feestelijke aankondiging belde met de vraag of ik het reglement van de nieuwe boekenprijzen al had gelezen. Artikel 4 legt een aantal taalkundige (enkel oorspronkelijk in het Nederlands geschreven werken), inhoudelijke (NUR-categorieën die in aanmerking komen) en temporele (gepubliceerd tussen datum x en y) criteria vast, maar voegt daaraan toe dat enkel boeken die bij een professionele uitgever zijn uitgebracht in aanmerking komen.

‘Professionaliteit’ is uiteraard een gerechtvaardigd criterium, maar die slaat vreemd genoeg op de uitgever en niet op de uitgave. Voor de slechte verstaander benadrukt artikel 4.4. nog eens expliciet dat ‘uitgaven in eigen beheer of publicaties bij een self-publishingbedrijf, een printing-on-demandaanbieder of een drukkerij’ niet in aanmerking komen. Met andere woorden, het reglement van onze nieuwe literatuurprijzen is gebaseerd op de overtuiging dat het metier van het boekenvak geconcentreerd is bij commerciële uitgeverijen, terwijl andere spelers – ik noem ze even niet-uitgeverijen – per definitie geen kwaliteit bieden. En daar zijn toch een aantal kanttekeningen bij te plaatsen.

Intrinsieke kwaliteit

In 2020 werden in Vlaanderen 11.876 nieuwe ISBN’s toegekend, waarvan slechts een beperkt deel toebehoort aan Vlaamse uitgevers. De rest zijn heus niet allemaal proefschriften, familiekronieken en andere gelegenheidspublicaties voor een beperkt doelpubliek. Er wordt veel en goed geschreven in Vlaanderen, waardoor uitgeven in eigen beheer al enkele jaren in de lift zit en ook steeds professioneler wordt. Heel wat auteurs laten zich begeleiden door schrijfcoaches en redacteurs, investeren in professioneel zetwerk en passende vormgeving, laten zich voor hun drukwerk verleiden tot allerlei bibliofiele snuisterijen en verdelen hun boeken via Boekenbank (en sporadisch ook het Centraal Boekhuis). Ze gaan hierbij niet over één nacht ijs, maar kopen gericht diensten in die ook uitgeverijen aanbieden. Met andere woorden, de professionele totstandkoming van hun uitgaves staat voorop.

De belangrijkste reden waarom steeds meer auteurs het heft in eigen handen neemt, is niet het gebrek aan kwaliteit van hun manuscripten. Het verdienmodel van de boekensector staat al jaren onder druk en uitgevers moeten steeds betere cijfers voorleggen. Daardoor nemen ze minder risico en zijn luxueuze uitgaven een zeldzaamheid geworden. Uiteraard zijn niet alle titels die in eigen beheer verschijnen pareltjes, maar dat is bij klassieke uitgeverijen evenmin het geval. Commercieel interessante boeken staan dus niet per definitie garant voor intrinsieke kwaliteit. Als je de redenering omdraait, is er geen enkele reden om boeken die gemaakt zijn volgens de regels van de kunst onder de vleugels van een niet-uitgeverij, bij voorbaat uit te sluiten van de nieuwe literaire prijzen.

Een laatste argument dat soms gebruikt wordt om uitgaven in eigen beheer niet au sérieux te nemen, is dat kapitaalkrachtige auteurs de publicatie van hun boek ‘afkopen’. Ik noem ze liever ‘ondernemers’ die – vaak terecht – geloven in hun product, maar los daarvan is de situatie ook op dit punt niet erg verschillend van die in de uitgeverswereld. Het businessmodel van heel wat uitgeverijen is al jaren gebaseerd op cofinanciering, bijvoorbeeld onder de vorm van vaste afnames. Ook bij een uitgeverij kan het dus een verschil maken of je al dan niet bereid bent om mee te investeren.

Elitaire sfeer

Het reglement van de Boon-prijzen is in wezen niet meer dan de zoveelste uiting van een dieperliggend probleem, met name de conservatieve, ja zelfs elitaire sfeer die over de Vlaamse literaire wereld hangt. Publicaties in eigen beheer worden zelden of nooit besproken in de literaire bijlagen van onze kwaliteitskranten en krijgen ook nauwelijks een forum in cultuur- of actualiteitsprogramma’s op radio en televisie. Onze boekhandelaars vormen hierop gelukkig een welkome uitzondering, zodat het op zijn minst vreemd is dat ze dit reglement in het BoekenOverleg mee onderschreven hebben.

Bij onze noorderburen beweegt er de laatste jaren wel een en ander. Bekende auteurs zoals Paulien Cornelisse en Tommy Wieringa kijken al eens over het muurtje van de klassieke uitgeverij, kwaliteitskranten zoals het NRC zijn niet te beroerd om uitgaven in eigen beheer te recenseren, en positieve beoordelingen door NBD-Biblion zorgen ervoor dat ook Vlaamse uitgaven in eigen beheer hun weg vinden naar de collecties van Nederlandse openbare bibliotheken in aantallen waarvan we hier alleen maar kunnen dromen. De oprichting van de Boon-prijzen valt uiteraard toe te juichen, maar voor we onszelf op de borst kloppen over hun internationale uitstraling, is een moment van bezinning over gelijke kansen misschien wel op zijn plaats. De schrijver naar wie ze genoemd zijn zou ongetwijfeld instemmend knikken.

Pieter Borghart, Uitgeefbegeleider SKRIBIS
30/03/2021